Hoe verwerken hulpverleners indrukwekkende incidenten...
Hieronder is het verhaal opgetekend van twee hulperverleners die betrokken zijn geweest bij de recente vliegramp nabij Schiphol. Traumachirurg Martin Eversdijk en brandweerman Rob Smit vertellen over wat zij hebben meegemaakt. Niet om een sensationeel verhaal te vertellen, maar om de indrukken van dit incident beter te kunnen verwerken. Hulpverleners weten dat zij op elk moment geconfronteerd kunnen worden met heftige indrukken. Om deze indrukken beter te kunnen verwerken is het belangrijk dat zij hun verhaal kwijt kunnen. Vaak kan dit bij collega's, familie of vrienden, slechts in een enkel geval is het raadzaam om meer professionele hulp te krijgen. Getracht wordt dan om de 'film' waaraan de hulpverleners hebben deelgenomen compleet te maken, van begin tot het eind. Als dat lukt zal het makkelijker te begrijpen en vooral te verwerken zijn dat er, ondanks hard werken, slachtoffers zijn gevallen.
--------------------------------------------------------------------------------
„Hulpverlening vergde het uiterste van me"
Amsterdam - Lichamelijk voelde hij zich volledig leeggezogen. Rob Smit (44) van de brandweer Heemstede verleende hulp na de crash van de Boeing van Turkish Airlines: „Ik heb twee dagen nodig gehad om weer op adem te komen."
Woensdagochtend even na half elf. De brandweer Heemstede wordt gealarmeerd voor een luchtvaartongeval. Tankautospuit TS12748 rijdt naar de centrale verzamelplaats op Schiphol, vanwaar alle brandweervoertuigen in colonne naar de rampplek rijden. „Onderweg hadden we de ademluchttoestellen al opgezet, ervan uitgaande dat er ook brand in het spel zou zijn." Een sloot belet de brandweerwagens de akker op te rijden waar het vliegtuigwrak ligt. „We legden er ladders en loopplanken overheen." Bepakt en bezakt met zwaar hulpverleningsgereedschap, waaronder een knipschaar, sprinten de brandweerlieden naar het toestel. Her en der verspreid in de modder zitten mensen die op eigen kracht uit het toestel konden komen. Agenten vangen een verwarde man op.
Foto: Jan Kol Jr. - Brandweer Kennemerland - Post Heemstede
Vooral de doodse stilte op de rampplek valt Smit op. „Het gaf rust dat er geen paniek was. Er was gelukkig geen brand uitgebroken en mensen liepen niet gillend rond. De stilte gaf ons de opperste concentratie om ons werk te kunnen doen. De snelheid waarmee we konden werken, was fantastisch. De samenwerking tussen de hulpverleners was perfect. Het maakte grote indruk op me toen ik zag hoe een geelgroene golf van ambulancemedewerkers het terrein overspoelde." De officier van dienst wijst Smit en zijn mannen het middengedeelte van het gecrashte vliegtuig toe. „Iedereen wist wat hem of haar te doen stond. Op dit scenario hadden we vaak getraind. We gingen via de nooddeuren boven de vleugels het toestel in. We wilden de deuren eruit knippen om meer ruimte te hebben om de gewonden naar buiten te krijgen. Het staal bleek echter zelfs voor ons zwaarste gereedschap te sterk."
Eenmaal in het vliegtuig ziet Smit een enorme ravage. „Tassen, jassen, stoelen, alles lag door elkaar. Stoelrijen waren als een harmonica opgevouwen. Sommige gewonden waren er ernstig aan toe. De zuurstofmaskers hingen naar beneden. Op de eerste rijen zat niemand meer. We knipten de stoelen eruit om ruimte voor ons en voor andere hulpverleners te maken." Via de scheur in de romp brengen Smit en zijn mannen slachtoffers naar buiten. „We pakten de brancards van elkaar over. Buiten het toestel nam ambulancepersoneel de slachtoffers heel snel over. We hebben gewonden langs zien komen, maar ook mensen op de brancard zien sterven."
Na twee uur zwoegen zijn Smit en zijn mannen klaar. „De tijd vloog voorbij. Als we er vier uur hadden moeten staan, waren we ook doorgegaan. Lichamelijk vergde de hulpverlening het uiterste van me. Onder de slachtoffers waren enkele zware mensen. In de kleine ruimte van het toestel was het zwaar werk om slachtoffers los te krijgen en hen naar buiten te krijgen. Pas na afloop merkte ik dat ik enorme dorst had en van hoofd tot voeten drijfnat was van het zweet. Helemaal leeggezogen voelde ik me. Ik heb twee dagen nodig gehad om weer op adem te komen.
Als collega's praten we nog steeds veel met elkaar over de crash en er is ook goede nazorg. We houden elkaar voortdurend in de gaten: vertoont iemand vreemd gedrag of slaapt iemand slecht? Dat soort verschijnselen. Van nachtmerries heb ik geen last, maar de gebeurtenis staat op mijn netvlies gebrand."
--------------------------------------------------------------------------------
Amsterdam - Onder zijn handen overlijdt een passagier. Traumachirurg Martin Eversdijk werkt in het gecrashte toestel van Turkish Airlines op de grens van leven en dood. „Je moet altijd het hoofd koel houden." Een passagiersvliegtuig met 135 mensen aan boord crasht op een akker bij Schiphol. De hulpdiensten slaan groot alarm. „We kregen een oproep van de meldkamer: Kunnen jullie naar Schiphol? Er is mogelijk een vliegtuig neergestort."
Eversdijk (39), ongevalschirurg in het St Jansdal in Harderwijk en drie dagen per maand traumachirurg in Rotterdam, is op dat moment aan het werk bij een aanrijding met drie auto's op de A15 bij Barendrecht. Het ongeluk blijkt mee te vallen. Het mobiel medisch team (MMT) kan vertrekken. De Lifeliner 2 spoedt zich naar de locatie van de vliegramp. Onderweg krijgt het team meer bijzonderheden. „De meldkamer vertelt dat het om een Boeing 737 gaat. Daarmee krijg je globaal een idee van de omvang van het incident. Een groot passagierstoestel met mogelijk veel slachtoffers, zeker honderd."
Foto: Jan Kol Jr. - Brandweer Kennemerland - Post Heemstede
Wrakstukken
Het traumateam kan zich in de heli nauwelijks voorbereiden. „Ik heb al
zo vaak meegemaakt dat de werkelijkheid totaal anders is dan de melding. Ik
heb afgeleerd om te veel af te gaan op verstrekte informatie. Het heeft ook
niet zo veel zin. Je moet zelf ter plekke een inschatting maken." Amper
een kwartier later arriveert de traumaheli op de plaats des onheils. De lucht
is grijs, het zicht slecht. De MMT'ers kunnen vanuit de lucht een eerste observatie
maken. „Een groot passagiersvliegtuig, in drie stukken gebroken, en een
kort spoor van wrakstukken. Daarmee kun je het plaatje verder invullen. Het
is geen ramplocatie van vele vierkante kilometers." Het
rampvliegtuig is nog redelijk intact. „Dat maakt de kans op overlevenden
wat groter." De meldkamer laat weten dat er zich zeker 130 mensen aan boord
van de Boeing bevinden. Een "full scale"-ramp in jargon.
Ravage
De Lifeliner 2 maakt volgens voorschrift eerst een verkenningsrondje. De vlieger
zet zijn heli rechts naast het Turkse toestel aan de grond. Arts en verpleegkundige
haasten zich naar het wrak. De eerst arriverende ambulanceverpleegkundige coördineert
de hulpverlening ter plaatse. „De inzet verliep buitengewoon goed. Anders
dan bij oefeningen. Die eindigen altijd in chaos." Het traumateam krijgt
opdracht om assistentie te verlenen aan boord. In het toestel zitten nog slachtoffers
bekneld. Het MMT uit Rotterdam moet in het voorste vliegtuigcompartiment van
achteren naar voren werken, het MMT uit Amsterdam van voren naar achteren. Via
de opengescheurde romp stappen beide hulpverleners naar binnen. De ravage is
enorm. Aluminium balken steken dwars door de cabine, afgerukte bagagebakken
liggen over de vloer, de kunststof plafondplaten hangen los. „De stoelen
lagen als schubben van een vis over elkaar heen." Overal
slingert bagage. Boeken, jassen, koffers, toiletspullen, pyjama's. In de puinhopen
bevinden zich her en der nog inzittenden. „Van één passagier
zagen we alleen nog een plukje haar. Meer niet." De hulpverleners slagen
er niet in de slachtoffers te bereiken. De brandweer moet de stoelen eerst één
voor één losknippen.
Shock
De boordverlichting is uitgevallen, door de raampjes valt flauw licht. Het medisch
team inventariseert snel de situatie: elf, twaalf gewonde passagiers, vijf overledenen.
Arts en verpleegkundige kunnen geen aandacht besteden aan de verongelukte slachtoffers.
De zorg richt zich op de gewonden, degenen met overlevingskansen. De
brandweer baant zich een weg door de ravage naar weer een passagier. Sommigen
zijn aanspreekbaar, anderen niet. Het heliteam spreekt met een patiënt.
De man -shock, hevige pijn, veel bloedverlies, benen en bekken gebroken- krijgt
een hartstilstand. De hulpverleners starten een reanimatie. De man reageert
echter niet meer. Het team besluit de behandeling te staken. „Het liefst
zou je doorgaan tot het bittere eind." De tijd dringt echter. Het slachtoffer
overlijdt korte tijd later. „Aangrijpend." De
keus om een patiënt niet langer hulp te verlenen moet een arts op rationele
gronden maken. „Het is een zakelijke, medische afweging. Je weet hoe de
situatie van de betrokkene is. Op grond van je ervaring weet je dat behandeling
geen zin meer heeft." Toch laat zo'n voorval de medicus niet koud. „Na
afloop kun je het heel anders ervaren." Tijd
om na te denken ontbreekt. Het traumateam moet door. Andere slachtoffers vragen
om medische verzorging. „Het gevaar is dat je te lang met één
persoon bezig bent die eigenlijk geen overlevingsmogelijkheden heeft, waardoor
de kansen van anderen verminderen", legt de heliarts uit. „Je zoekt
juist mensen die nog een kans hebben."
Confronterend
De taferelen zijn schokkend. Drie passagiers zitten naast elkaar op drie stoelen.
Twee dood, één levend. Het meest aangrijpende beeld treft de traumachirurg
echter iets verderop aan. „Twee mannen lagen dood in elkaars armen. Ze
hebben zich waarschijnlijk op het laatste moment aan elkaar vastgegrepen."
Het beeld blijft hem bij. „Vertederend en confronterend." Hier
en daar kermt een patiënt. Van paniek, gegil of geschreeuw is echter geen
sprake. „Het was juist heel rustig aan boord", herinnert Eversdijk
zich. „Ik heb liever dat mensen hard schreeuwen. Dan weet ik dat het goed
gaat. Het is verontrustend als een slachtoffer geen geluid meer maakt."
Het heliteam inspecteert
de cockpit. De brandweer moet de deur forceren. Daar treft de arts drie piloten
aan tussen afgebroken stoelen, loshangende instrumenten en verwrongen schakelaars.
De crew vertoont geen teken van leven meer. Eversdijk kan niet anders dan de
dood vaststellen.
Stoer
Ondanks de heftige gebeurtenissen moet een traumachirurg te allen tijde het
hoofd koel houden. „Als wij bij zo'n ramp hulp verlenen, is de emotie
eruit. Er is niemand bij gebaat als wij in tranen uitbarsten. Je moet op zo'n
moment emotie en ratio scheiden. Anders ben je niet geschikt voor dit werk.
Je moet direct kunnen handelen." Toch
kan een traumateam niet even een knop omzetten. „Je kunt je emotie natuurlijk
nooit helemaal uitschakelen. Klinkt wel stoer, maar zo werkt het niet. De situatie
waarin wij terechtkomen, is niet normaal. Voel je daarbij geen enkele emotie,
dan ben je ook niet geschikt voor dit werk." Het
moeilijkste vindt Eversdijk situaties waarin hij niets meer voor de patiënt
kan doen. „Soms glipt het leven je tussen de vingers door. Dat geeft zó'n
machteloos gevoel." Juist daarom hebben heliartsen een zekere pantsering
nodig. „Ik kan me niet inleven in elke patiënt. Dan word ik een wrak."
Tijdens de opleiding leren traumateams met deze situaties om te gaan. „Het
is natuurlijk ook niet de eerste dode die we zien." Eversdijk
maakte niet eerder een ramp van deze omvang mee. Toch is niet het aantal doden
maatgevend voor de impact van een gebeurtenis. Kleinschalige incidenten kunnen
veel ingrijpender zijn, vertelt de arts, vader van vier kinderen. „Het
is emotioneel heel belastend als je bijvoorbeeld een kind moet reanimeren in
het bijzijn van de ouders, of als je naar een baby wordt gestuurd die is overleden
door wiegendood. Sommige ervaringen staan op je netvlies gebrand."
Nachtmerrie
Af en toe droomt de traumachirurg van zijn werk. „Dat zijn nachtmerries,
ja. Dan beleef ik de gebeurtenissen opnieuw." Essentieel is om te blijven
praten, weet hij. „Met collega's, familieleden, vrienden. Als ik het met
mezelf bespreek, wordt het niks. Sommigen zeggen dat je het niet mee naar huis
moet nemen. Onzin. Je neemt het altijd mee. Het is juist goed als je er ook
thuis over kunt spreken." Voor
betrokkenen is er op het traumacentrum uitgebreide psychosociale hulp beschikbaar,
maar ze hebben die vrijwel nooit nodig. „In ons team heerst geen machocultuur,
alles is bespreekbaar. Je hoeft niet bang te zijn dat iemand je een watje vindt.
Achteraf is er alle ruimte voor emoties." Het
werk op de grens van leven en dood -emotioneel soms zwaar en belastend- levert
„ongelooflijk veel" arbeidsvreugde op, verzekert Eversdijk. „Je
hebt als arts wat te bieden." De chirurg blijft er nuchter onder. „Ik
doe gewoon mijn werk." Hij
associeert zijn werk niet met de dood. „Nee, juist met het leven. De grootste
groep slachtoffers haalt het niet, maar ik krijg mijn voldoening uit hen die
het wel redden. Soms krijg ik na verloop van tijd een tekening van een gereanimeerd
jochie. Dat compenseert veel ellende."
Bron: refomatorisch dagblad